maandag 17 januari 2011

Zwart


‘Wie bent u?’ riep hij. ‘Wat wilt u van mij?’
De man keek hem aan. Zo leek het toch, hij had dezelfde kap op als de nacht daarvoor, en enkel zijn mond en kin waren zichtbaar. Tom herhaalde zijn vraag ‘Wie bent u?!’. Als reactie op deze tweede poging de identiteit van de man te weten te komen, draaide de mysterieuze man zich om, en liep langs de rijen van graven het kerkhof uit, langs Tom’s auto, richting de kerk, en verdween door de grote eikenhouten deuren naar binnen.
Tom was zo in de war. ‘Achtervolg ik hem?’ dacht hij. Hij kon nu naar zijn auto wandelen en naar huis rijden. Zou dat hem rust brengen? Hij kon de politie bellen, maar tegen de tijd dat hij zijn verhaal gedaan had en ze hier waren, was de man waarschijnlijk al vertrokken, en wie weet hoeveel rusteloze nachten hem dan nog te wachten stonden. ‘Nee, ‘ dacht hij, ‘ik ga er zelf achteraan, ik moet en zal weten wie die man is, en wat hij wil!’. De eerste stappen die Tom weer in beweging brachten waren loodzwaar. Alsof zijn voeten niet wouden meewerken. Zijn lichaam trilde, hij zweette nog steeds en zijn maag trok krampachtig bijeen. Hij raapte al zijn moed bijeen voor de confrontatie. Hij liep voorbij het gedolven graf, en slikte, niet wetend wat er hem te wachten stond.
De weg naar de kerk was kort, een kleine afstand van de begraafplaats naar de deur. Elke stap leek een eeuwigheid te duren, Tom worstelde zwaar met al hetgeen al gebeurt was, en wat nog zou moeten komen. Toen hij bij de deur kwam, zag hij dat de man deze half open had laten staan. Hij keek behoedzaam naar binnen, zijn oren klopte op het ritme van zijn hart. Hij opende de deur een eindje verder, en zette een stap binnen.
‘Hallo?’ riep hij. ‘Waar bent u? Wat wilt u?’. Geen antwoord.
naast onzekerheid voelde Tom meer en meer een groeiend gevoel van boosheid. Wie durfde zo met zijn voeten te spelen? Hij wist niet wat hij zou doen als hij de man zag, maar hij besefte dat het wel eens uit de hand kon lopen als zijn woede enkel toe nam.
Hij stond in de hal van de kerk. De deuren naar de zaal waren gesloten en op slot. Er was één zijdeur, de deur die naar de trappenhal van de kerk leidde. Tom nam zijn gsm uit zijn broek, en gebruikte het licht van de display om naar binnen te kijken.
Een koele wind woei in zijn gezicht toen hij in de trappenhal stond en naar boven langs de spiraalvormige trap keek. De trap liep echter ook naar beneden, waardoor hij niet wist waar naartoe. De toren of de catacomben van de kerk. Geen een van die twee plaatsen stond hem aan, maar hij moest een keuze maken. Wilde hij nu echt naar de man? Kon hij niet gewoon beter naar huis keren, de man laten voor wat hij was? Nee! Tom moest en zou weten wat er gaande was, wie hem ’s nachts uit zijn slaap heeft gehouden, en wat de bedoeling was van die echografische foto! Op goed geluk, het is maar wat je geluk noemt, koos Tom voor de trap naar beneden. Zijn gsm gaf maar net voldoende licht om te treden te zien, hij daalde voorzichtig af.
De trap naar beneden leek op het eerste zicht langer dan hij eigenlijk was. Het gewelf onder de kerk was niet bijster hoog, er was net genoeg plaats om recht te staan. Na een trede of 20 was Tom al beneden. Hier stond hij dan, in het duister, de kleine display van zijn gsm als enige lichtbron. Hij keek rond, maar zag niet veel meer dan de kale wanden van de ondergrondse gewelven van de oude kerk. Hij bevond zich in een gelijkaardige trappenhal als boven, besefte hij. Rechts van hem kon hij in het schrale licht een deur zien. Het was muisstil. Hij hoorde zijn eigen hart tekeer gaan als gek, maar voor de rest was het er rustig en vredig stil. Hij draaide zicht naar de deur. Deze was nog iets lager dan het plafond, dus hij moest zich bukken om er door te raken. Hij zette één pas, twee passen, drie, vier, vijf. Hij telde onbewust zijn stappen, en bij stap nummer elf hoorde hij de deur dichtslaan. Hij draaide zich om, en meteen scheen er een fel licht in zijn gezicht. het schijnsel brandde zijn ogen waardoor hij een arm voor zijn gezicht hield. even later werd het licht van zijn ogen weggehaald, en Tom zag de man in het zwart, met een zaklamp naar zijn voeten gericht. Zijn kap gaf een angtaanjagende schaduw door de zaklamp, en Tom stond stokstijf stil. Hij stilkte. ‘Wie...’ Tom probeerde van de schok te bekomen. ‘Wie bent u?’ zei hij op een toon die stiller klonk dan hij wou, maar zijn angst weerhield hem zijn stem echt te verheffen.
‘Komaan man, zeg wie je bent, en zeg wat je wilt! Ik weet dat jij die echografie op mijn bed hebt geplaats, ik weet dat deze gsm van jou is, en ik weet dat je mijn huis hebt binnengebroken! Zeg wie je bent, en wat je wil!’ Tom zijn woede won het van zijn angst. Hij moest duidelijkheid hebben.
‘Komop! Of ik bel de politie!’.
‘Haha Tom, ik vrees dat je hier geen bereik hebt mijn vriend!’
Die stem... de man deed zijn kap af, Tom moest even kijken eer hij het gezicht herkende in het licht van de zaklamp, die nog steeds naar zijn voeten wees.
‘Bart!? Wat heeft dit te betekenen?’
‘Haha, verschoten Tom?’
‘Als dit een grap is, is het wel een hele slechte!’
‘Een grap? Nee Tom, geen grap, gerechtigheid!’
Tom keek Bart niet begrijpend aan. ‘Hoe bedoel je? Ik, ik snap het niet?’
‘Anke is zwanger Tom, ja! Zwanger!’
Een koude rilling liep over Tom zijn rug. ‘Wel... Dat is toch goed?’
‘Ja Tom, dat is goed... Het enige probleem is, ik ken de vader...’
Tom keek hem aan, en slikte. Hoe kon het zijn dat Bart wist van hun onenight stand? En hoe in hemelsnaam kon Anke zwanger zijn? Dat condoom, was het niet veilig dan? Tom voelde zijn maag in opstand komen, hij begon te duizelen. Hij kon geen woord meer uitbrengen. Bart vervolgde:
‘Anke wou een kind... Ik niet, althans, nog niet, maar ze wou oh zo graag een kind... Ze is zwanger nu. Ze heeft het condoom van jullie... avondje leeg gemaakt. Bitch!’
‘Bart, ik, ik... Het was één nacht, we waren dronken... Ik...’
‘Zwijg Tom... je moet geen uitvluchten zoeken. Anke vertelde me het hele verhaal twee maand geleden. Ze kon niet meer liegen tegen me! Ha! Bullshit! Me eerst bedriegen om dan alles op te biechten! Ze kon natuurlijk niet meer verbergen dat ze zwanger was, dat was de reden dat ze alles opbiechtte... Ik was kwaad Tom, ik was nog nooit zo kwaad geweest... Mijn beste vriend? Hoe kon je?’
‘Bart ik...’
‘Zwijg Tom!’
‘Bart...’
‘ZWIJG!’
Tom kromp inwendig ineen.
‘Twee weken dacht ik na... Twee weken was ik gek! Ik kon niet slapen, niet eten, en toen je me vroeg te getuigen... Ik kon je doodslaan. Maar nee, ik wist dat mijn wraak later zou komen. En dit is het moment Tom! Hier heb ik twee maand op gewacht. Inge zal even veel pijn leiden als ik heb geleden Tom.’
‘Wat ben je van plan?’
‘Er is een graf gegraven Tom... Een graf voor jou!’
Tom panikeerde, het was dus allemaal toch wat hij dacht. Toen hij Bart zag had hij gehoopt dat er niets aan de hand zou zijn, dat hij gewoon een grap onder vrienden uithaalde. Tom snapte dat hij moest ingrijpen voor er erge dingen gebeurde.
‘Bart, je bent niet goed wijs, laten we dit uitpraten als volw’
Tom voelde iets hards op zijn keel terecht komen, en alle lucht werd uit zijn longen geperst. Hij voelde een helse pijn aan zijn hals, en ij zag op slag enkel nog zwart voor zijn ogen. Hij kon zelf niet meer tegenstribbelen. Wat... wat??
Ik keek naar mezelf. De kamer waarin ik stond, was nu helder verlicht, alsof er een onzichtbare lichtbron was. Alles had een witten schijn over zich, en kleuren waren er niet meer. Onder me zag ik Bart mij vasthouden aan mijn hals. Hij kneep, en keek woedend naar mij. Ik hing daar. Slap. Alsof ik de strijd had opgegeven. Seconden werden minuten, minuten werden uren, de tijd leek stil te staan. Bart bleef knijpen, en ik zakte op mijn knieën tegen de muur. Hij riep iets, maar ik hoorde het niet. Ik keek en ik keek. Alles was rustig. Er kwam een gevoel in me. Eerst heel diep en stil. Dan alsmaar luider en luider en luider. Ik moet vechten! Vechten!
‘Ik... moet... vech... ten!’
Tom greep om zich heen, als een dier met de dood voor zijn ogen moest hij een uitweg vinden. Hij voelde de muur. Hij voelde de stenen, zijn hand kreeg grip op een steen die losser zat. Met een kracht die hij niet voor mogelijk zou houden in normale omstandigheden greep hij de steen vast, trok hem uit zijn voegen en knalde het lomp gewicht tegen Bart. De greep rond zijn hals lostte meteen, en hij stortte op handen en knieën neer op de grond. Hij hoestte bloed, en er kwam gal naar boven. Dan viel hij neer.
Hoelang hij buiten bewustzijn was wist hij niet meer. Toen hij wakker was deed zijn keel imens veel pijn, en voelde hij een warme vloeistof over zijn armen. Het was bloed. Bloed van Bart. Zijn hoofd was door de steen geraakt, en een diepe wonde gaapte in het licht van de zaklamp die nu op de grond lag. Bart had hem al neergelegd toen hij Tom aanviel. Tom keek naar Bart. Zijn ogen en mond stonden wijd open, en hij keek Tom vreemd aan.
‘Bart? Bart? Man! Zeg wat!’
Geen antwoord. Tom raakte in paniek. Was Bart? Was hij? Dood? Tom bleef roepen, maar kreeg geen antwoord. In paniek liep hij de trappen op, de kerk uit. Het was stikdonker en zijn auto stond eenzaam tussen de kerk en de begraafplaats. Tom liep terug naar binnen. Hij ijsbeerde in de inkomhal. Zeker tien minuten lang deed hij niets dan rondjes lopen. Toen ging hij weer naar beneden. Hij nam de zaklamp van de grond, en bekeek het lichaam van Bart. Een golf van gal kwam weer naar boven, en het duurde even voor hij stopte met kokhalzen. Hij nam de benen van Bart vast, en sleurde hem mee de trappenhal in, de trap op en dan de inkomhal in. Daar lag Bart. Tom voelde zijn hele lichaam trillen, en het kostte hem de grootste moeite om het lichaam naar zijn auto te sleuren. Daar stond hij dan. Hij keek naar de kerk, naar het lichaam en naar de begraafplaats. De kerkklok sloeg een paar keer, Tom stopte met tellen na de slag.


‘Wat heb ik gedaan?’ fluisterde hij. Niemand kon hem horen.
Hij keek naar de rijen graven, achteraan het veld lag de gedolven grafplaats, waar hij in zou moeten liggen. Een seconde lang was alles weer zwart voor zijn ogen. Hij nam bart bij de handen, en sleurde zijn lichaam naar de put. Hij gooide hem erin. Hij kwam niet mooi terecht op zijn rug, Tom hoorde een bot kraken in zijn arm, en zijn hoofd bungelde maar wat terwijl hij in een vreemde, yoga-achtige, houding in de put lag.
Tom keek. En hij keek. En hij keek. Een uur stond hij te kijken. De klok sloeg weer, deze keer telde Tom elf slagen, hij had de vorige keer er een gemist. Hij begon de aarde rond de put er weer in te gooien. Het werd koud, en Tom rilde nog steeds. Toen de klok half een sloeg, zat Tom in zijn auto en keek wezenloos voor zich uit. Wat had hij gedaan?
Hij startte zijn auto, en stelde de gps handmatig in naar zijn thuis adres. Hij reed een kwartiertje toen alles weer zwart werd, zijn keel deed nog verschirkkelijke pijn, en het scheppen van de aarde met zijn handen had hem enkel nog duizeliger gemaakt. Er flitste een beeld voor hem. Het zwart voor zijn ogen overheersde nu, en hij zag de echte wereld met flitsen voor zich voorbij komen. De weg werd wazig voor zijn ogen. En het zwart bleef steeds langer en langer. Hij viel achterover in zijn zetel. Hij zag de lichten van een naderende auto in één flits. De volgende zag hij ze dichterbij. Bij de voglende werd hij verblind door de lichten, en in de verte hoorde hij een auto toeteren. Toen werd het zwart. Het werd zwart voor altijd.

1 reacties:

Een reactie posten
  1. Lekkere fantasie!

Een reactie posten